Huishoudelijk Reglement

03 apr. 2023

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK I

NATIONALE RAAD

I. Algemeenheden aangaande het bestuur

Art. 1 - De nationale raad heeft zijn zetel Henri Jasparlaan 94, Sint-Gillis (1060 Brussel);

Art. 2 – Om in rechte op te treden, om te bedingen en om zich te verbinden is de Orde der apothekers vertegenwoordigd door één van de voorzitters van de nationale raad, samen met de magistraatassessor.

Art. 3 – De voorzitters, ondervoorzitters en secretarissen van de afdelingen, hierin bijgestaan door de magistraatassessor, zorgen voor de coördinatie van de werkzaamheden van beide afdelingen van de nationale raad ; zij vormen samen een dagelijks bestuur. (K.B. van 29 mei 1970, art. 15).

Art. 4 – Het bureau is belast met het dagelijks bestuur. Het treft al de nodige schikkingen om de goede werking van de nationale raad en van de raden van beroep te verzekeren.

Aan het bureau wordt toelating verleend om op naam van de Orde der apothekers, nationale raad, Brussel, bankrekeningen te openen.

Een beknopt verslag van de zitting van het Bureau wordt beurtelings opgesteld door de secretarissen van de afdelingen.

Art. 5 – Er zal een boekhouding aangelegd worden van de uitgaven en de inkomsten, waarin afzonderlijk vermeld worden de uitgaven van de nationale raad, van de raden van beroep en van de provinciale raden. De rekeningen zullen jaarlijks op 31 december afgesloten worden Tijdens de januarizitting zal de nationale raad, door uitloting, een lid van elke afdeling buiten de leden van het bureau aanduiden, die belast zijn met het nazicht van bedoelde rekeningen.

Ze zullen bij de raad een geschreven verslag, opgesteld in het Nederlands en het Frans , door beiden ondertekend, indienen dat zal voorgelegd worden aan de nationale raad bij het nazicht en de goedkeuring van de rekeningen. Het zal aan de notulen van de zitting bijgevoegd worden.

Art. 6 – Na beraadslaging van het bureau en op voorstel van de nationale voorzitters, kiest en benoemt elke afdeling van de nationale raad, een lid van de Orde tot “directeur bij de Orde der apothekers”.

De directeurs worden in dienst genomen op basis van een arbeidsovereenkomst voor bedienden van onbepaalde duur en de leeftijdsgrens wordt op 65 jaar bepaald. Die kan worden overschreden mits een beslissing genomen met een tweederde meerderheid van de stemgerechtigde leden van de betrokken afdeling van de nationale Raad.

Zij leiden het secretariaat van de Nationale Raad.

Zij wonen de bureau- en raadszittingen bij van de Nationale Raad en stellen de verslagen op van de zittingen van de Nationale Raad.

Ze mogen geen deel uitmaken van de nationale raad, van een raad van beroep of van een provinciale raad als gewoon of plaatsvervangend lid.

Zij worden belast met alle administratieve zaken en, op verzoek van de voorzitters van de nationale raad, zullen zij de modaliteiten van uitvoering van de beslissingen van de raden van beroep meedelen.

Zij nemen de nodige schikkingen opdat de procedures in het vooruitzicht van een geldige samenstelling van de verschillende raden tijdig worden aangevat (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 7, 12 en 14).

Met instemming van de voorzitters organiseren zij de aanwervingsprocedure van het personeel, noodzakelijk voor de goede werking van de dienst. Van de nationale raad krijgen zij opdracht om de vergoedingen aan dit personeel uit te betalen, de maatschappelijke lasten te vereffenen, de werkzaamheden van genoemd personeel uit te stippelen en toezicht te houden over de uitvoering van hun taken.Zij organiseren en controleren de thesaurieaangelegenheden. Zij verzekeren er zich van dat de boekhouding, voorzien in artikel 5, wordt gevoerd en brengen jaarlijks verslag uit aan de nationale raad over de uitgaven van de verschillende raden. Zij stellen de balans en de resultatenrekeningen voor van de Orde der Apothekers..

Zij innen de bijdragen (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 3 en 15 § 2,4°).en hebben volmacht voor het aanvaarden van aangetekende stukken.

Zij worden belast met het uitkeren van de bedragen welke nodig zijn voor de werking van de onderscheidene raden, waarvan deze maandelijks rekenschap zullen geven.

Art. 6 bisDe procedure tot bepaling en inning van de bijdragen is als volgt vastgesteld :

In de loop van de maand januari bepaalt de nationale raad het bedrag van de bijdrage voor het lopende jaar alsook het bedrag van de administratieve kosten die bij elk herinneringsschrijven aangerekend zullen worden.

De aanvraag tot betaling van de bijdragen wordt gedurende de maand februari opgestuurd naar de leden van de Orde. Deze aanvraag vermeldt duidelijk de termijn binnen dewelke de betaling moet gebeuren evenals de bijkomende administratieve kosten in geval van niet-betaling binnen de toegestane termijn.

In geval van niet-betaling binnen de aangeduide termijn na de eerste aanvraag tot betaling, wordt een eerste herinnering opgestuurd in de loop van de maand juni. Zoals vermeld in de eerste aanvraag tot betaling, zal het bedrag van de bijdrage vermeerderd worden met de administratieve kosten. In geval van niet-betaling binnen de termijn vermeld in de eerste herinnering, wordt een tweede herinnering per aangetekend schrijven verstuurd in de loop van de maand oktober. Het bedrag van de bijdrage wordt nogmaals verhoogd met de administratieve kosten. Deze herinnering meldt duidelijk aan de apotheker dat in geval van niet-betaling binnen de tien werkdagen de Orde hem zal aanmanen zich te kwijten van zijn bijdrage. Deze aanmaning is de eerste stap in de inning van de bijdrage langs gerechtelijke weg.

In geval van niet-betaling binnen de termijn vermeld in de tweede herinnering, delen de directeurs aan de provinciale raden de naam van de apothekers mee die hun bijdragen niet betaald hebben teneinde hen toe te laten een disciplinaire vervolging te overwegen.

De directeurs maken de dossiers over aan een advocaat en/of gerechtsdeurwaarder met het oog op een inning via gerechtelijke weg. Deze laatste zal, zonder verdere herinnering, alle nodige juridische procedures instellen teneinde de verschuldigde bijdragen te innen, vermeerderd met intresten en kosten. Alle betwistingen met betrekking tot de bijdragen en de kosten vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de rechtbanken van de maatschappelijke zetel van de nationale raad.

Art. 7 – Op voorstel van de voorzitters van de nationale raad stelt het Bureau de respectievelijke deelnemingskosten vast van de leden (magistraten, universiteitsprofessoren en apothekers) van de onderscheiden raden. De directeurs worden gelast met het uitbetalen aan de leden van de raden van de kosten aangegaan ter gelegenheid van officieel toevertrouwde opdrachten op basis van onkostennota’s, goedgekeurd door de Voorzitters.

Art. 8 – In de eerste zitting na haar vernieuwing (om de zes jaar) verkiest elke afdeling van de nationale raad uit haar midden een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris, volgens de regels bepaald door de artikelen 27, 28, 29 en 34 van het K.B. van 18 juli 1969 en door artikel 14, § 2 van het K.B. nr. 80 van 10 november 1967.

Na bekendmaking van de uitslagen treedt de nationale raad onmiddellijk in functie.

Art. 9 – Elke afdeling van de nationale raad vaardigt voor een termijn van zes jaar een zijner leden en zijn plaatsvervanger af om van rechtswege de zittingen van de raad van beroep bij te wonen (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 12, § 3).

Indien nodig gaat zij onmiddellijk over tot de vervanging van de effectieve of plaatsvervangende afgevaardigde om het lopende mandaat te voleindigen.

Art. 10 – Het voorzitterschap van de nationale raad wordt afwisselend waargenomen door de voorzitters.

In geval een voorzitter occasioneel verhinderd is laat hij zich vervangen door de ondervoorzitter van zijn afdeling.

Art. 11 –.

II. Werking van de nationale raad

Art. 12 – De voorzitters leiden de werkzaamheden van de nationale raad of van hun afdeling.

Ze maken de aangelegenheden die op de Orde betrekking hebben bij de nationale raad aanhangig. Ze bepalen de datum van de zittingen, stellen de agenda op, leiden de debatten en handhaven orde en tucht in de zittingen.

Bij de plechtigheden bekleden ze de ereplaats onder de afgevaardigden die het farmaceutisch corps vertegenwoordigen.

Art. 13 – De afdelingen van de nationale raad komen eens per maand in vergadering bijeen. Indien het bureau zulks nodig acht kunnen er meer zittingen belegd worden. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, waarover de voorzitters of het bureau zich dienen uit te spreken, hebben er tijdens de gerechtelijke vakantie geen vergaderingen plaats. Indien het niet nodig is de raad in vergadering bijeen te roepen, laten de voorzitters dit in het register der notulen optekenen.

Art. 14 – Op schriftelijke aanvraag door drie leden van een afdeling wordt deze door de voorzitter van de afdeling bijeengeroepen binnen dertig dagen na de aanvraag, dewelke het onderwerp bepaalt dat op de agenda dient gebracht (K.B. van 29 mei 1970, art. 16, al. 4).

Art. 15 – Ieder lid van de nationale raad mag schriftelijk aan de voorzitter van deze raad vragen dat om het even welke kwestie die binnen de bevoegdheid van de Orde valt op de agenda zou gezet worden.

Art. 16 – De beslissingen van de nationale raad en van zijn afdelingen worden getroffen bij meerderheid van stemmen (K.B. van 29 mei 1970, art. 18). In geval van staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 28, § 2).

Art. 17 – Het lid van de nationale raad, dat zich in de onmogelijkheid bevindt een vergadering bij te wonen, vaardigt zijn plaatsvervanger af; deze laatste zal in geval van belet het secretariaat van de nationale raad hiervan onmiddellijk in kennis stellen.

Art. 18 – De nationale raad, het bureau of de voorzitters kunnen een of verschillende leden van de raad belasten met om het even welk onderzoek of verslag betreffende een gerezen geschil of een vraagstuk dat ter studie ligt; de aldus afgevaardigde leden moeten kunnen genieten van een zekere vrijheid van handelen binnen het strikte kader van hun opdracht.

Art. 19 – In toepassing van art. 6 alinea 5 van het huishoudelijk reglement, houden de directeurs toezicht op de toepassing van art. 58 van dit reglement, brengen verslag uit bij het bureau van de nationale raad en zullen de opmerkingen ter kennis brengen welke ze op de werkzaamheid van de provinciale raden menen te moeten maken.

Art. 20 – De nationale raad houdt een repertorium bij van al de definitieve beslissingen in tuchtzaken die gewezen werden door de provinciale raden en door de raden van beroep (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 15, § 2, 1°).

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK II

RADEN VAN BEROEP

I. Werking van de raden van beroep

Art. 21 – De raden van beroep hebben hun zetel Henri Jasparlaan 94, Sint-Gillis (1060 Brussel).

Art. 22 – De nationale raad bepaalt de openingsuren van de griffies van de raden van beroep.

Art. 23 – De nodige gelden tot het dekken van de kosten welke voor de werking van de raden van beroep vereist zijn zullen door de thesaurie van de nationale raad ten laste genomen worden.

Art. 24 – De getuigen, deskundigen, tolken enz. worden vergoed zoals in strafzaken. De kosten van vertaling worden door de Orde gedragen.

Art. 25 – De voorzitters van de raden van beroep bepalen dag en uur van de zittingen. Zij stellen de rol der te behandelen zaken op. De leden worden door de secretaris van de raad van beroep opgeroepen overeenkomstig artikel 12 van het K.B. van 29 mei 1970.

Art. 26 – De raden van beroep kunnen alleen wettig beraadslagen en beslissen wanneer, benevens de secretaris, minstens drie verkozen en drie benoemde leden aanwezig zijn.

De beslissingen worden getroffen bij meerderheid van stemmen (K.B. van 29 mei 1970, art. 13). In geval van staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 28, § 2).

Nochtans is een meerderheid van twee derde der stemmen vereist om :

1) de schrapping uit de lijst van de Orde of de schorsing voor meer dan één jaar uit te spreken (K.B. van 29 mei 1970, art. 35);

2) de inschrijving op de lijst van de Orde te weigeren of uit te stellen (K.B. van 29 mei 1970, art. 35);

3) een sanctie toe te passen wanneer de provinciale raad er geen heeft uitgesproken of om de door die raad uitgesproken sanctie te verzwaren.

4) zich uit te spreken over de verzoeken tot eerherstel die door de apothekers worden ingediend overeenkomstig artikels 84 en 85 van dit Huishoudelijk Reglement.

De leden die aan de stemming deelnemen moeten aanwezig geweest zijn op al de zittingen waar de zaak behandeld werd.

de zittingen waar de zaak behandeld werd.

Art. 27 – Het lid van de raad van beroep dat in de onmogelijkheid verkeert een zitting bij te wonen verwittigt zo gauw mogelijk een van de directeurs van het nationaal secretariaat. De directeur van het nationaal secretariaat verwittigt de voorzitter van de raad van beroep en roept eventueel de plaatsvervanger op.

Art. 28 – De beslissingen zijn door de voorzitter, al de aanwezige leden die deelnemen aan de stemming en door de secretaris ondertekend. De processen-verbaal van de zittingen worden door de voorzitter en door de secretaris ondertekend.

Art. 29 – Ter griffie van de raad van beroep wordt aangelegd :

1) een register waarin de akten van beroep ingeschreven worden op de dag van hun ontvangst;

2) een register van de processen-verbaal van de zittingen;

3) een register van de beslissingen;

4) een register waarin de voorzieningen in verbreking ingeschreven worden zodra deze ontvangen worden.

Deze registers worden bijgehouden door de secretaris van de raad van beroep.

Art. 30 – De secretaris van de raad van beroep stelt de processen-verbaal der zittingen op, houdt de registers bij en doet al de betekeningen die voorgeschreven zijn door de wettelijke beschikkingen.

De betekening geschiedt door het verzenden, bij aangetekende brief, van een door de secretaris of, op bevel, door een directeur van het nationaal secretariaat, gelijkvormig verklaard afschrift.

II. Rechtspleging voor de raden van beroep

Art. 31 – Elke raad van beroep neemt kennis van het hoger beroep tegen de beslissingen die onderscheidenlijk zijn genomen door de provinciale raden met het Frans of het Nederlands als voertaal, in zake inschrijvingen op de lijst van de Orde en in tuchtzaken (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 13).

De raden van beroep doen uitspraak in eerste en laatste aanleg :

1) over de bezwaren bepaald in art. 9 van het K.B. nr. 80 van 10 november 1967 (K.B. 80 van 10 november 1967, art. 13, 1°);

2) over de vervallenverklaringen bepaald in de artikelen 11, 12, 14 en 17 van het K.B. nr. 80 van 10 november 1967 (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 13, 2°);

3) over alle tuchtzaken die bij hen aanhangig gemaakt werden op verzoek hetzij van de betrokken apotheker, hetzij van de magistraatassessor van de provinciale raad, hetzij van de voorzitter van de nationale raad samen met de magistraatassessor, wanneer de provinciale raad geen beslissing getroffen heeft binnen de termijn van zes maanden vanaf de ontvangst van de klacht of van het verzoekschrift (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 24, § 2 en K.B. van 29 mei 1970, art. 31);

4) over de aanvraag om inschrijving op de lijst van de Orde, wanneer de provinciale raad niet beslist heeft binnen de maand. In dit geval wordt de zaak bij de raad van beroep aanhangig gemaakt bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van de raad van beroep hetzij door de betrokken apotheker, hetzij door de bijzitter van de provinciale raad, hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met de bijzitter (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 24, § 2 en K.B. van 29 mei 1970, art. 26).

5) over de verzoeken tot eerherstel die door de apothekers worden ingediend overeenkomstig artikels 84 en 85 van dit Huishoudelijk Reglement.

Art. 32 – Het hoger beroep wordt per aangetekend stuk ingesteld, hetzij door de betrokken apotheker binnen vijftien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing, hetzij door de magistraatassessor van de provinciale raad of door de voorzitter van de nationale raad samen met de magistraatassessor binnen dertig vrije dagen vanaf die kennisgeving (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 25, § 1).

Art. 33 – Indien de beslissing bij verstek is gewezen vangt de termijn van hoger beroep eerst aan na het verstrijken van de termijn van verzet (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 25, § 1).

Art. 34 – Het beroep wordt bij aangetekende brief gestuurd aan de voorzitter van de provinciale raad die de beslissing heeft getroffen (K.B. van 29 mei 1970, art. 32). Deze geeft onmiddellijk kennis van het beroep aan de betrokken partijen (K.B. van 29 mei 1970, art. 33).

Binnen de acht dagen na ontvangst van de akte van beroep, stuurt hij naar de bevoegde raad van beroep :

1) de akte van beroep;

2) een door de secretaris van de provinciale raad eensluidend verklaard afschrift van de bestreden beslissing.

Binnen de dertig dagen na ontvangst van de akte van beroep, stuurt hij naar de voorzitter van de bevoegde raad van beroep het dossier over de zaak;

dit dossier moet ondermeer inhouden :

- een eensluidend verklaard afschrift van het register der beroepen;

- het origineel van de klacht;

- alle stukken die deel uitmaken van het dossier van de zaak op het ogenblik van de uitspraak, inbegrepen de eventuele conclusies van de advocaat;

- de lijst der eventuele tuchtstraffen door de apotheker reeds opgelopen;

- in voorkomend geval, het strafrechtelijk dossier;

- de uittreksels van de processen-verbaal van de zittingen betreffende de belanghebbende, hetzij de originele, hetzij de door de secretaris van de provinciale raad eensluidend verklaarde afschriften ervan.

De processen-verbaal maken melding van de namen van de voorzitter en van de leden die aanwezig waren bij de zittingen zowel van het bureau als van de provinciale raad, alsook van de aanwezigheid van de magistraatassessor en bevestigen bovendien dat deze bescheiden ondertekend werden door de voorzitter en de secretaris van de provinciale raad.

Art. 35 – De secretaris van de raad van beroep roept de apotheker op voor de terechtzitting bij aangetekende brief die hem minstens vijftien vrije dagen voor de datum van de terechtzitting moet worden toegestuurd.

Binnen die tijd mogen de apotheker en zijn raadslieden inzage nemen van het tuchtdossier en eventueel van het strafrechtelijk dossier ter griffie van de raad van beroep (K.B. van 29 mei 1970, art. 34).

De partijen en hun raadslieden worden verzocht, indien ze oordelen schriftelijke besluiten te moeten opstellen (hetgeen niet verplicht is), een afschrift ervan ten minste zeven werkdagen voor de terechtzitting, ten zetel van de Raad neer te leggen.

Art. 36 – Een lid van de nationale raad dat daartoe is afgevaardigd woont van rechtswege de zittingen bij van elke raad van beroep, om er het advies van de nationale raad uit te brengen over beginselkwesties of over regelen van de plichtenleer (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 12, § 3). Hij is niet aanwezig noch bij de beraadslaging, noch bij de stemming.

Art. 37 – De raad van beroep belast een van de verslaggevers met het onderzoek van de zaak. Deze brengt verslag uit bij de raad. De raad van beroep mag de verslaggever van de provinciale raad die deelgenomen heeft aan het onderzoek in eerste aanleg horen (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 20, § 2).

Wanneer een provinciale raad een strafrechtelijk dossier van het Parket ontvangen heeft, wordt dit dossier slechts teruggestuurd na verstrijken van de termijn van hoger beroep. In geval van hoger beroep, zal dit strafrechtelijk dossier samen met het tuchtrechtelijk dossier opgestuurd worden aan de voorzitter van de raad van beroep.

Art. 38 – Tegen een bij verstek gewezen beslissing kan in verzet worden gegaan bij aangetekend schrijven aan de voorzitter van de raad van beroep binnen de termijn van vijftien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 22 en K.B. van 29 mei 1970, art. 37).

Art. 39 – De beslissingen van de raad van beroep worden binnen de acht dagen na de uitspraak aan de betrokken apotheker betekend; in dezelfde tijd wordt kennis ervan gegeven aan de provinciale raad die in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan, aan de voorzitter van de nationale raad en aan de overheid die de zaak bij de provinciale raad aanhangig heeft gemaakt (K.B. van 29 mei 1970, art. 36). Elke klagende partij is niet noodzakelijkerwijze een overheid.

Art. 40 § 1. Binnen dertig dagen worden de definitieve disciplinaire beslissingen welke de schrapping op of de weglating van de lijst van de Orde, de schorsing van het recht om de farmacie uit te oefenen of de beperkte uitoefening van dit recht bevelen, medegedeeld aan de bevoegde geneeskundige commissie, aan de apothekeninspectie, evenals aan de procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied waarbinnen de provinciale raad zetelt waaronder de apotheker ressorteert (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 27, § 2) (K.B. van 29 mei 1970, art. 38, § 1).

§ 2. Binnen dertig dagen na de datum waarop zij definitief zijn geworden, worden de definitieve disciplinaire beslissingen door de voorzitter van de raad van beroep medegedeeld aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 27, § 3) (K.B. van 29 mei 1970, art. 38, § 2).

§ 3. Wanneer een beslissing van de raden van beroep, in kracht van gewijsde getreden, de schorsing of de schrapping op de lijst van de Orde beveelt, is de nationale raad, op bevel van de voorzitter van de raad van beroep, belast met de mededeling van de uitvoeringsmodaliteiten van deze beslissing.

Het secretariaat van de nationale raad deelt aan de betrokken apotheker mede wanneer deze beslissing uitgevoerd moet worden. De tekst van deze laatste beschikking dient bijgevoegd te worden bij de notificatie van de beslissing.

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK III

DE PROVINCIALE RADEN

I. Werking van de provinciale raden

A. INSCHRIJVING OP DE LIJST

Art. 41 – Bij de inschrijving van de apothekers op de lijst van de Orde gedraagt de provinciale raad zich naar de schikkingen van het K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 6, 1° en van de artikelen 21, 22, 23, 24 en 25 van het K.B. van 29 mei 1970 tot regeling van de organisatie en de werking van de raden van de Orde.

Art. 42 – De aanvraag tot inschrijving op de lijst van de Orde geschiedt door middel van het formulier te dien einde door de provinciale raad beschikbaar gesteld.

Bij iedere nieuwe inschrijving moet de secretaris van de provinciale raad de ingevulde administratieve steekkaart aan het secretariaat van de nationale raad opsturen.

Art. 43 – Aan de apothekers die in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad woonachtig zijn, worden twee inschrijvingsformulieren, een Franstalig en een Nederlandstalig, ter invulling overhandigd.

De aanwending van het ene of het andere formulier zal gelden als keuze van de raad met het Frans als voertaal of van deze met het Nederlands als voertaal (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 5). (K.B. van 7 oktober 1976 betreffende de organisatie en de werkwijze van de geneeskundige commissies, art. 9, § 3 : “behoren tot het ambtsgebied van de provinciale geneeskundige commissie in overeenstemming met het taalstelsel dat zij gekozen hebben voor hun inschrijving op de lijst van de raad van de Orde.”).

Art. 44 – Het door de voorzitter en de secretaris van de provinciale raad ondertekend inschrijvingscertificaat wordt de betrokkene apotheker ter hand gesteld die er toe gehouden is het te bewaren en het aan de betrokkene raad voor te leggen bij iedere verandering van activiteiten. Het certificaat maakt melding van de farmaceutische activiteit voor welker uitoefening de inschrijving op de lijst toegestaan werd.

Art. 44bis De provinciale raden van de Orde kunnen houders van het diploma van apothekers die minstens gedurende twintig jaar ingeschreven zijn op de lijst van de Orde en het beroep eervol hebben uitgeoefend, machtigen de titel van erelid te voeren.

Art. 44ter Alleen de raad van de Orde waar de betrokkene laatst ingeschreven was, mag deze machtiging verlenen onder de hierna bepaalde voorwaarden.

De hoedanigheid van erelid is onverenigbaar met de inschrijving op de lijst van de Orde der apothekers.

De lijst van de ereleden wordt toegevoegd aan de lijst van de Orde.

Art. 44quater Het erelid verbindt er zich toe op zijn eer :

a) geen verdere farmaceutische beroepsactiviteit uit te oefenen;

b) elke verwarring te vermijden tussen de hoedanigheid van erelid en deze van op de lijst van de Orde ingeschreven apotheker.

Hij is de betaling van de bijdrage aan de Orde der apothekers niet verschuldigd”.

Bij het niet naleven van de regels van rechtschapenheid en kiesheid, of van de gestelde voorwaarden voor het toekennen van de titel van erelid, kan de raad van de orde die machtiging heeft verleend, deze te allen tijde intrekken, de belanghebbende opgeroepen of gehoord zijnde.

Art. 44quinquies Het erelid is noch kiezer, noch verkiesbaar voor wat betreft de uitoefening van de effectieve of plaatsvervangende mandaten in de schoot van de Orde.

Art. 44sexies De Provinciale Raden kunnen de naam van apothekers die ingeschreven zijn op de lijst van de Orde weglaten wanneer het uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat deze laatstgenoemden hun beroep van apotheker in België niet meer uitoefenen.

De betrokken Provinciale Raad motiveert zijn beslissing door het uitdrukkelijk vermelden van alle elementen die tot een dergelijke conclusie hebben geleid, namelijk het niet meer reageren op de verschillende briefwisseling van de Orde, het niet-betalen van de bijdrage, de enquête gevoerd bij de gemeente.

B. VERSCHILLENDE BEVOEGDHEDEN

Art. 45 – Iedere provinciale raad bewaart in zijn archief een exemplaar van al de bulletins die de deontologische regels, de mededelingen van de nationale raad en de rechtspraak van de raden der Orde bevatten.

Art. 46 – De provinciale raden zijn bevoegd om te waken over het naleven van de regelen van de farmaceutische plichtenleer en over de handhaving van de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid van de leden van de Orde. Hiertoe zijn zij belast met het treffen van tuchtmaatregelen wegens fouten die de op hun lijst ingeschreven leden in de uitoefening van hun beroep of naar aanleiding ervan begaan, alsook wegens zware fouten bedreven buiten de beroepsbedrijvigheid, wanneer die fouten de eer of de waardigheid van het beroep kunnen aantasten.

Art. 47 De provinciale raad maakt aan het nationaal secretariaat de

aanwezigheidslijst van de zittingen van de raad en van het bureau over, met het oog op het vergoeden van de zitpenningen en de verplaatsingsonkosten van de leden. De aanwezigheidslijst van de zitting wordt ter bevestiging door de Voorzitter van de Raad ondertekend.

Art. 47bis De provinciale raad maakt het nationaal secretariaat het bedrag van de kosten en uitgaven over die voortkomen uit de verplaatsingen van leden aan wie officieel een opdracht werd toevertrouwd. Deze uitgaven kunnen erelonen inhouden voor een plaatsvervangend apotheker mits voorlegging van een stuk ter verantwoording.

Art. 48 De voorzitter van de provinciale raad waakt er over dat de raad minstens eens per maand vergadert, behalve gedurende de gerechtelijke vakantie. De zittingen van raad en bureau vinden plaats na de gewone openingsuren van de apotheken, met uitzondering van de zitting gehouden voor de stemmentelling bij verkiezingen.

Zo het niet nodig is de raad in vergadering bijeen te roepen, laat de voorzitter zulks in het register der notulen optekenen.

Art. 49 – Behalve voor de gevallen die de toepassing van een tuchtstraf tot gevolg zouden kunnen hebben, tracht de voorzitter door zijn persoonlijke en overtuigende bemiddeling de moeilijkheden onder confraters bij te leggen. Door zijn schrandere raadgevingen staat hij zijn confraters en vooral de jonge apothekers doelmatig bij.

Art. 50 – In geval van afwezigheid van de voorzitter van de provinciale raad, wordt deze vervangen door de ondervoorzitter, die dezelfde voorrechten geniet en dezelfde macht bezit (K.B. van 29 mei 1970, art. 9).

Art. 51 – Bij de verkiezing van het bureau, verkiest de provinciale raad ook uit zijn midden een lid dat het ambt van penningmeester waarneemt.

Art. 52 – Het lid van de provinciale raad dat zich in de onmogelijkheid bevindt een vergadering bij te wonen verwittigt hiervan onmiddellijk de voorzitter of bij ontstentenis de secretaris.

Art. 53 –

1) De beslissingen worden ondertekend door alle leden van de raad die hebben deelgenomen aan het geheel van de tuchtrechtelijke procedure.

2) De notulen van de zittingen worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris (K.B. van 29 mei 1970, art. 10).

3) De afgevaardigde bij de nationale raad, indien hij geen lid is van de provinciale raad, neemt deel noch aan de beraadslaging, noch aan de stemming (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 7, § 2). Dit zal in de notulen en in de beslissing vermeld worden.

Art. 54 – De notulen van de zitting worden besproken en ter goedkeuring voorgelegd aan de leden van de provinciale raad ( K.B. van 29 mei 1970, art. 5). Na goedkeuring worden deze door de voorzitter en de secretaris getekend.

Art. 55 – De secretaris van de provinciale raad stelt alle stukken en brieven op die van de raad uitgaan; deze zullen samen met de voorzitter getekend worden (K.B. van 29 mei 1970, art. 8).

Hij houdt zich tevens bezig met alle aangelegenheden die betrekking hebben op het beheer van de provinciale raad van de Orde. Samen met de voorzitter van de raad zal hij nazien of de drukproeven met de originele tekst overeenstemmen.

Art. 56 – De secretaris van de provinciale raad houdt de lijst van de Orde stipt bij (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 6, 1°).

Art. 57 – Ten zetel van de provinciale raad wordt aangelegd :

1) een register van de notulen van de vergaderingen;

2) een register met datum van aankomst der klachten en verzoeken;

3) een register van de beslissingen;

4) een register waarin de beroepen en een ander waarin de voorzieningen in verbreking worden ingeschreven zodra deze ontvangen worden;

5) een disciplinair steekkaartensysteem.

Deze registers en het disciplinair steekkaartensysteem worden stipt door de secretaris van de provinciale raad bijgehouden (K.B. van 29 mei 1970, art. 10).

Art. 58 – De secretaris van de provinciale raad moet volgende documenten aan het secretariaat van de nationale raad opsturen :

1) onmiddellijk :

a) een afschrift van alle disciplinaire beslissingen uitgesproken door de provinciale raad met melding van datum van kennisgeving aan de apotheker (K.B. van 29 mei 1970, art. 29 en het reglement van inwendige orde, art. 68).

b) de akten van beroep tegen een beslissing van de provinciale raad (K.B. van 29 mei 1970, art. 33).

c) het dossier van beroep met alle desbetreffende stukken, voornamelijk het uittreksel van het register van beroep, de akten van beroep (alle niet oorspronkelijke stukken van het dossier moeten eensluidend worden verklaard door de secretaris van de provinciale raad) (K.B. van 29 mei 1970, art. 33).

d) de voorstellen van advies, door de provinciale raad uitgebracht, over vragen van de farmaceutische plichtenleer, ter goedkeuring voor teleggen aan de nationale raad (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 6, 3°).

e) de briefwisseling en alle documenten in verband met een geding door of tegen de Orde vóór het gerecht of voor elke andere administratieve overheid ingeleid, met het oog op een nuttig gevolg binnen de gestelde termijn.

2) maandelijks :

a) een door de secretaris van de provinciale raad eensluidend verklaard afschrift van de notulen van de zitting (K.B. van 29 mei 1970, art. 11).

b) alle wijzigingen aangebracht aan de lijst van de Orde.

c) de lijst der aanwezige leden op de zittingen (huishoudelijk reglement, art. 5).

d) alle facturen die in naam van de provinciale raad door de nationale thesaurie moeten betaald worden, alsook de bewijsstukken voor de kleine werkingsuitgaven.

3) om de 3 maand :

de lijst van de ontvangen klachten met vermelding van het gevolg dat eraan gegeven werd.

4) jaarlijks vóór 15 februari :

de lijst van de ingeschreven apothekers, afgesloten op 31 december van het voorgaand jaar (K.B. van 29 mei 1970, art. 21).

5) om de drie jaar :

- in het vooruitzicht van de verkiezingen :

a) ter goedkeuring door de nationale raad, de tekst in verband met het voordragen van de kandidaturen. Deze tekst moet uitdrukkelijk vermelden dat het verboden is, ter gelegenheid van de verkiezingen voor raad en bureau, buiten de wettelijke voorschriften, rechtstreekse of onrechtstreekse propaganda voor zich zelf of voor anderen te voeren, uit te lokken of te dulden.

b) de voordrachtlijst van de kandidaturen voor de verkiezingen met de tekst van de onderrichtingen voor de kiezers (mededeling nr. 17), die eveneens het verbod van propaganda aangehaald onder punt a) moet vermelden.

- na de verkiezingen :

c) twee door de secretaris van de provinciale raad eensluidend verklaarde afschriften van het proces-verbaal van de stemopnemingsverrichtingen, het ene bestemd voor de nationale raad, het andere bestemd voor de raad van beroep (K.B. van 18 juli 1969, art. 21).

d) de samenstelling van de nieuwe raad : functie, naam, voornaam, adres en telefoonnummer.

Art. 58bisOp aanvraag van de universiteiten geven de Provinciale Raden een advies betreffende de kandidaturen van de op hun lijst ingeschreven apothekers als stagemeesters rekening houdend met de tuchthistoriek van deze.

Een negatief advies wordt geformuleerd wanneer de apotheker een andere tuchtsanctie heeft opgelopen dan een waarschuwing op het einde van een procedure die niet meer vatbaar is voor beroep. De Provinciale Raden houden echter een beoordelingsmarge in functie van de bijzondere omstandigheden van het geval.

De Provinciale Raden mogen hun advies niet stoelen op een uitgewiste sanctie of op een sanctie die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerherstel overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk VI van dit Huishoudelijk Reglement.

C. BESTUUR EN THESAURIE

Art. 59 –

1) Het bureau van de provinciale raad is bevoegd :

a) om voor het onderhoud te zorgen van de lokalen die onmisbaar zijn om de goede werking van de diensten van de raad te verzekeren;

b) om de kantoorbenodigdheden te kopen en te zorgen voor het onderhoud van de meubelen en het materiaal nodig voor zijn diensten;

c) om, maandelijks, aan het nationaal secretariaat de bewijsstukken van de kleine werkingsuitgaven op te sturen, teneinde terugbetaling ervan te bekomen.

2) Op voorstel van het bureau van de provinciale raad en na voorafgaande instemming van de Voorzitters van de nationale raad, is het nationaal secretariaat bevoegd :

a) om de lokalen te huren die onmisbaar zijn om de goede werking van de diensten van de provinciale raad te verzekeren;

b) om de meubelen en het kantoormateriaal nodig voor de provinciale raad te kopen;

c) om te zorgen voor de verzekeringen die de verantwoordelijkheid van de provinciale raad moeten dekken;

d) om administratief personeel van de provinciale raad aan te werven.

Iedere uitgave die het reservegeld overschrijdt waarover de provinciale raad beschikt om de kleine uitgaven te dekken moet voorafgaandelijk aan de goedkeuring van de Voorzitters van de Nationale Raad onderworpen worden. Elke uitgave waarvoor dergelijk akkoord niet verleend werd valt onder de persoonlijke verantwoordelijkheid van de voorzitter van de provinciale raad.

Art. 60 – Door het nationaal secretariaat zal een boekhouding voor de provinciale raden aangelegd worden (huishoudelijk reglement art. 5). De rekeningen zullen telkenjare op 31 december afgesloten worden en door het nationaal secretariaat aan de voorzitter van de provinciale raad ter kennis gebracht.

Tijdens de januarizitting zal de raad, door uitloting, twee van zijn leden buiten het bureau aanduiden, die belast zijn met het nazien van de boekhouding. Zij zullen bij de raad één door beiden ondertekend geschreven verslag indienen, dat ter goedkeuring onderzocht en bij de notulen van de februarizitting gevoegd zal worden.

II. Rechtspleging voor de provinciale raden

Art. 61 – Iedere vraag of klacht moet ingediend worden bij de voorzitter van de raad van de Orde van de provincie waar de betrokken apotheker op de lijst van de Orde is ingeschreven.

Art. 62 – De apotheker, woonachtig buiten het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, die aanvoert de taal die gebruikt wordt door de provinciale raad waaronder hij ressorteert niet of niet voldoende te begrijpen, kan aan de voorzitter van deze raad schriftelijk vragen naar een provinciale raad van de andere taalrol te worden verwezen. Om ontvankelijk te zijn moet deze vraag ten laatste vóór de aanvang van de terechtzitting ingediend worden. De vraag wordt voorgelegd aan de raad, die eventueel de rekwestrant doet verschijnen. De raad spreekt zich uit bij meerderheid van stemmen en bij een met redenen omklede beslissing, die zonder verwijl aan de aanvrager betekend wordt. Deze beslissing is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep (K.B. van 29 mei 1970, art. 39).

Art. 63 – De provinciale raad treedt op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de nationale raad, van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de Procureur des Konings of van de geneeskundige commissie, hetzij op klacht van een apotheker of van een derde.

In al de gevallen waarin een onderzoek wordt bevolen ten laste van een apotheker wordt deze ervan zo spoedig mogelijk in kennis gesteld.

In geval van klacht kan het bureau de partijen trachten te verzoenen en maakt eventueel een proces-verbaal van verzoening op. Dit proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de raad en door de betrokken partijen. Het wordt bewaard in het archief van de raad. Een afschrift ervan wordt aan de partijen, die het vragen, ter hand gesteld.

In alle andere gevallen wordt de zaak naar de raad verwezen; deze gelast het bureau met het aanstellen van een lid van de raad om, samen met de bijzitter, het onderzoek te doen en verslag uit te brengen.

Het bureau kan een persoon met het schrijfwerk belasten.

Het onderzoek is geheim.

Art. 64 – Zodra het onderzoek gesloten is, brengt de voorzitter de zaak op de agenda van een der eerstkomende zittingen van de raad.

Het lid van de raad, gelast met het onderzoek, brengt verslag uit bij de raad.

Vanaf dit ogenblik mag het lid van de raad, dat gelast werd met het onderzoek, niet meer aanwezig zijn bij de verdere behandeling van de zaak, tot en met de beraadslaging en de beslissing. Dit zal in de notulen van de zitting en in de beslissing opgenomen worden.

De raad spreekt zich uit, bij gemotiveerde beslissing, over het vervolg van de zaak : hetzij deze zonder gevolg te laten, hetzij het onderzoek voort te zetten, hetzij de belanghebbende apotheker uit te nodigen zijn verdedigingsmiddelen voor te dragen ten aanzien van de omschreven tenlastelegging.

Indien de zaak zonder gevolg wordt gelaten, wordt de beslissing, binnen acht dagen, aan de betrokken apotheker en aan de voorzitter van de nationale raad betekend; in dezelfde tijd wordt kennis ervan gegeven aan de overheid, die de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de provinciale raad, overeenkomstig art. 20, § 1 van het K.B. nr. 80 van 10 november 1967.

In het geval bepaald bij artikel 6, 5° van het K.B. 80 van 10 november 1967, worden de belanghebbenden, in dezelfde tijd, van de beslissing in kennis gesteld.

Indien de raad beslist het onderzoek voort te zetten, mag hij deze toevertrouwen aan het lid van de raad die voordien voor het onderzoek aangesteld werd; deze zal, bij een latere zitting, verslag uitbrengen en zal zich nadien terugtrekken om niet meer aanwezig te zijn bij de verdere behandeling van de zaak, tot en met de beraadslaging en de beslissing. Dit zal opgenomen worden in het verslag van de zitting en in de beslissing.

Elk ander lid van de raad, dat aangesteld zou worden, zal zijn opdracht in dezelfde voorwaarden vervullen.

Indien de raad beslist de zaak aanhangig te maken, zullen datum en uur van de verschijning vastgesteld worden overeenkomstig de artikelen 2 en 7 van het K.B. van 29 mei 1970, betreffende de organisatie en de werking van de raden.

Alle stukken van de bundel zullen voorbereid en gerangschikt worden door de secretaris van de raad.

Art. 65 – De oproeping tot het verschijnen voor de provinciale raad wordt, minstens vijftien dagen vóór de vergadering (K.B. van 29 mei 1970, art. 28), bij aangetekend schrijven verzonden naar de woonplaats of de verblijfplaats van de betrokken apotheker (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 2). De oproeping bepaalt duidelijk in de tenlastelegging de grieven of tekortkomingen op deontologisch gebied welke aan de apotheker verweten worden. De oproeping vermeldt eveneens dat de apotheker zich mag laten bijstaan door één of meerdere raadslieden.

Alvorens opgestuurd te worden aan de apotheker, wordt zij ter goedkeuring voorgelegd aan de magistraatassessor.

Art. 66 – Zodra de oproeping verzonden is, moet het disciplinair dossier op het secretariaat van de raad ter beschikking van de apotheker en zijn raadslieden blijven. Deze kunnen er op hun kosten afschriften van laten maken (K.B. van 29 mei 1970, art. 28). De afgevaardigde bij de nationale raad, of zijn plaatsvervanger, neemt van ambtswege deel aan de zittingen van de provinciale raad; hij brengt advies uit over beginselen of deontologische regels; zo hij verkozen is buiten het midden van de provinciale raad neemt hij deel noch aan de beraadslaging, noch aan de stemming. Dit zal in de beslissing vermeld worden (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 7, § 2).

Art. 67 – De beslissing wordt door de raad gewezen bij meerderheid van stemmen. De beslissingen houdende schrapping van de lijst van de Orde of de schorsing voor langer dan één jaar van het recht om de farmacie uit te oefenen, moeten evenwel worden gewezen bij meerderheid van minstens de twee derden der stemmen. In de beslissing wordt vermeld dat deze gewezen werd hetzij bij meerderheid van stemmen, hetzij bij meerderheid van minstens de twee derden der stemmen, zonder nadere aanduiding van het aantal stemmen voor en het aantal stemmen tegen (K.B. van 29 mei 1970, art. 29). De beslissing kan slechts gewezen worden door de leden van de raad die deel genomen hebben aan al de vergaderingen waarin de zaak behandeld werd (Huishoudelijk reglement – art. 53).

Art. 68 – De beslissingen van de raad worden aan de apotheker en aan de overheden door aangetekend schrijven betekend binnen de acht dagen na de uitspraak (K.B. van 29 mei 1970, art. 29). In geval van beslissing van schorsing, zal de brief uitdrukkelijk de tekst van primo en secundo van de 4de deontologische regel vermelden.

Art. 69 – De apotheker tegen wie een beslissing bij verstek werd gewezen kan hiertegen hoger beroep aantekenen binnen de termijn van vijftien dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 22).

Art. 70 – De definitieve beslissingen betreffende de schrapping op of de weglating van de lijst van de Orde, de schorsing van het recht om de farmacie uit te oefenen of de beperkte uitoefening van dit recht, worden binnen de dertig dagen medegedeeld aan de bevoegde geneeskundige commissie, aan de apothekeninspectie evenals aan de procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied waarin de provinciale raad zetelt waaronder de apotheker ressorteert (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 27, § 2). (K.B. van 29 mei 1970, art. 38, § 1).

Art. 71 – Alle definitief geworden disciplinaire beslissingen worden binnen de dertig dagen medegedeeld aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 27, § 3). (K.B. van 29 mei 1970, art. 38, § 2).

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK IV

VERBREKING

Art. 72 – De beslissingen, in laatste aanleg gewezen door de provinciale raden of de raden van beroep, kunnen hetzij door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met de magistraatassessor, hetzij door de betrokken apotheker, voor het hof van cassatie worden gebracht wegens overtreding van de wet of schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven formaliteiten.

De voorziening schorst de tenuitvoerlegging.

De procureur-generaal bij het hof van cassatie kan zich in cassatie voorzien in het belang van de wet (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 23).

Art. 73 – De termijn om zich in verbreking te voorzien bedraagt één maand vanaf de kennisgeving van de beslissing (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 26, 1°).

De voorziening in verbreking wordt ingesteld door aangetekende brief gericht naargelang het geval, tot de secretaris van de raad van beroep of tot de voorzitter van de provinciale raad. Binnen een termijn van vijftien dagen wordt de voorziening bij aangetekende brief ter kennis gebracht, naargelang het geval, van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de voorzitter van de nationale raad en de magistraatassessor van deze raad, en van de betrokken apotheker (K.B. nr. 80 van 10 november 1967, art. 26, 2°).

Art. 74 – De voorziening in cassatie moet ingesteld worden door een advocaat bij het hof van cassatie.

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK V

WRAKING

Art. 75 – De apotheker mag zijn recht van wraking gebruiken tegen de leden van de provinciale raad en van de raad van beroep die over zijn zaak moeten beslissen (K.B. van 29 mei 1970, art. 42).

Art. 76 – Elk lid van een deze raden kan worden gewraakt om de redenen die in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek zijn vermeld (K.B. van 29 mei 1970, art. 43).

Art. 77 – De apotheker moet, op straffe van verval, ten laatste vóór het pleidooi, aan de voorzitter van de raad die over de zaak moet uitspraak doen, een gedateerd en ondertekend schrijven richten, waarin hij de namen der leden die hij wil wraken vermeldt en de redenen der wraking aangeeft. Dit schrijven wordt bij het dossier gevoegd (K.B. van 29 mei 1970, art. 44).

Art. 78 – Het lid dat door de wraking is getroffen wordt van die toestand onmiddellijk door de voorzitter van de raad in kennis gesteld. Binnen de twee dagen moet het gewraakte lid schriftelijk verklaren ofwel dat hij in de wraking berust ofwel dat hij weigert zich van de zaak te onthouden met zijn antwoord op de middelen van wraking. Deze schriftelijke verklaring wordt bij de akte van wraking gevoegd.

Art. 79 – De voorzitter legt de zaak voor bij de raad, die erover beslist bij meerderheid van stemmen; het gewraakte lid, dat vooraf moet gehoord worden, neemt geen deel aan de beraadslaging. De met redenen omklede beslissing wordt onverwijld aan de apotheker betekend (K.B. van 29 mei 1970, art. 45).

Art. 80 – Tegen de beslissing van de provinciale raad, waarbij de wraking wordt verworpen, kan binnen acht dagen na de kennisgeving van de beslissing beroep worden ingesteld (K.B. van 29 mei 1970, art. 45).

Art. 81 – Iedere rechter kan gewraakt worden om de volgende redenen (Art. 828 van het Gerechtelijk Wetboek) :

1) indien de rechter of zijn echtgenoot persoonlijk belang bij het geschil heeft;

2) indien de rechter of zijn echtgenoot bloed- of aanverwant van de partijen of van een hunner in de rechte lijn is, zelfs wanneer het een erkende natuurlijke verwantschap betreft, of in de zijlijn tot in de vierde graad, of indien de rechter bloed- of aanverwant in de voormelde graad is van de echtgenoot van een der partijen;

3) indien de rechter, zijn echtgenoot, hun bloed- of aanverwanten in dezelfde opgaande en nederdalende lijn, een geschil hebben over een gelijksoortige aangelegenheid als waarover de partijen in geschil zijn;

4) indien in hun naam een geding aanhangig is voor een rechtbank waarin een van de partijen rechter is; indien zij schuldeiser of schuldenaar van een der partijen zijn;

5) indien een crimineel geding is gevoerd tussen hen en een van de partijen, of hun echtgenoten, bloed- of aanverwanten in de rechte lijn;

6) indien er een burgerlijk geding hangende is tussen de rechter, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten in de opgaande en nederdalende lijn of hun aanverwanten in dezelfde lijn, en een van de partijen en dat geding, indien het door de partij is ingesteld, begonnen is vóór het geding waarin de wraking wordt voorgedragen; indien dat geding, ingeval het afgehandeld is, binnen de zes maanden vóór de wraking afgedaan is;

7) indien de rechter, voogd, toeziende voogd of curator, voorlopig bewindvoerder of gerechtelijk raadsman, begiftigde of vermoedelijk erfgenaam, meester of vennoot van een der partijen is; indien hij beheerder of commissaris is van enigerlei instelling, vennootschap of vereniging die partij is in het geding; indien een der partijen zijn begiftigde of vermoedelijke erfgenaam is;

8) indien hij daarvan kennis heeft genomen als rechter of scheidsrechter behalve indien hij in dezelfde aanleg :

1. heeft medegewerkt aan een vonnis of een uitspraak alvorens recht te doen;

2. na uitspraak te hebben gedaan bij verstek, van de zaak kennis neemt op verzet;

3. na uitspraak te hebben gedaan op een voorziening, later van dezelfde zaak kennis neemt in verenigde kamers;

9) indien de rechter heeft deelgenomen aan een vonnis in eerste aanleg en hij van het geschil kennis neemt in hoger beroep;

10) indien hij als getuige is opgetreden; indien hij, sedert de aanvang van het geding, door een partij op haar kosten ontvangen is of geschenken van haar heeft aangenomen;

11) indien er tussen hem en een van de partijen een hoge graad van vijandschap bestaat; indien er zijnerzijds aanrandingen, mondelinge of schriftelijke beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgehad sinds de aanleg van het geding of binnen zes maanden vóór de voordracht van de wraking.

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK VI[1]

UITWISSING EN EERHERSTEL

Art. 82 – Uitwissing en eerherstel zijn, in de zin van dit hoofdstuk, mechanismen die tot doel hebben voor de betrokken apotheker een einde te maken aan de gevolgen van een tuchtsanctie die werd uitgesproken krachtens het Koninklijk besluit nr. 80 van 10 november 1967 betreffende de Orde der Apothekers en zijn uitvoeringsbesluiten.

De uitwissing is een mechanisme dat ambtshalve wordt toegepast zonder verzoek van de apotheker; het eerherstel wordt op verzoek van de betrokken apotheker via een individuele gemotiveerde beslissing al dan niet toegekend door de Raad van Beroep.

I. Uitwissing

Art. 83 – § 1. Alle sancties lager dan de schorsing (waarschuwing, censuur, berisping) worden van rechtswege uitgewist na een termijn van 5 jaar nadat de laatste beslissing die een dergelijke sanctie uitspreekt in kracht van gewijsde is getreden[2], voor zover de apotheker geen sanctie heeft opgelopen van schorsing of zwaarder.

De uitwissing wordt meegedeeld aan de Provinciale Raad op de lijst van dewelke de apotheker is ingeschreven. Deze Provinciale Raad informeert dan de Nationale Raad en in voorkomend geval de Raad van Beroep, indien hij de uitgewiste sanctie heeft uitgesproken.

§ 2. De apotheker waarvan de sanctie niet uitgewist werd krachtens § 1 wegens het bestaan van een sanctie van schorsing of zwaarder uitgesproken door een beslissing die in kracht van gewijsde is getreden, kan een verzoek tot rehabilitatie zoals voorzien in artikel 84 indienen.

II. Eerherstel

Art. 84 – § 1. De apotheker die één of meerdere schorsing(en) of tuchtsanctie(s) heeft opgelopen die niet werden uitgewist krachtens artikel 83, kan een verzoek tot eerherstel indienen bij de Raad van Beroep.

Deze aanvraag is slechts ontvankelijk op voorwaarde dat:

  • Een termijn van 6 jaar is verlopen sinds de beslissing die de laatste sanctie heeft uitgesproken in kracht van gewijsde is getreden;
  • De apotheker de afgelopen tien jaar niet reeds eerder een eerherstel heeft verkregen;
  • De apotheker het strafrechtelijke eerherstel heeft verkregen indien de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de tuchtsanctie ook het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling;

Een termijn van 2 jaar is verlopen sinds een beslissing van de Raad van Beroep die een vorig verzoek over dezelfde sanctie(s) heeft afgewezen.

§ 2. Het verzoek bedoeld in § 1 wordt ingediend door de apotheker per gemotiveerde aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van de Raad van Beroep. Het verzoek is vergezeld van een uittreksel uit het strafregister dat niet ouder is dan 3 maanden en bevat alle elementen die aantonen dat de apotheker voldoet aan de voorwaarden van artikel 5 van de Code van farmaceutische plichtenleer.

De apotheker mag zich laten bijstaan door een raadsman tijdens de procedure.

§ 3. De Raad van Beroep duidt één van zijn leden aan als verslaggever en belast hem met het onderzoek van het verzoek tot eerherstel. Daartoe analyseert de verslaggever de ontvankelijkheid van het verzoek. Hij stelt een onmiddellijke afwijzing ervan aan de Raad van Beroep voor als de ontvankelijkheidsvoorwaarden niet vervuld zijn. In geval van ontvankelijkheid van het verzoek analyseert hij het tuchtdossier van de betrokken apotheker waarvan hij voordien de communicatie aan de bevoegde Provinciale Raad heeft gevraagd. Hij verhoort ook de apotheker en verzamelt alle elementen die hij nuttig acht voor de beslissing.

De secretaris van de Raad van Beroep roept de betrokken apotheker op voor de zitting bij aangetekende brief minstens 15 vrije dagen voor de datum van de zitting. De apotheker wordt verhoord door de Raad van Beroep.

De verslaggever brengt vervolgens verslag uit aan de Raad van Beroep.

Na de verslaggever, de apotheker en desgevallend zijn raadsman te hebben gehoord, spreekt de Raad van Beroep zich uit over het verzoek tot eerherstel met een meerderheid van twee derde van de stemmen overeenkomstig artikel 26 van dit Huishoudelijk Reglement. Als de apotheker niet verschijnt op de zitting spreekt de Raad van Beroep zich uit bij verstek. De verslaggever neemt geen deel aan de deliberatie en de beslissing. De Raad van Beroep neemt een gemotiveerde beslissing in functie van de concrete omstandigheden van de zaak. De beslissing wordt door de voorzitter, alle aanwezige leden en de secretaris ondertekend.

De beslissing van de Raad van Beroep wordt binnen de acht dagen na de uitspraak aan de betrokken apotheker betekend. De apotheker beschikt over een termijn van twee maanden om cassatieberoep aan te tekenen overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek III, titel IVbis, van het Gerechtelijk Wetboek. In geval van verstek beschikt hij over een termijn van één maand om in verzet te komen overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek III, titel II, van het Gerechtelijk Wetboek.

Na het verstrijken van de verzets- of cassatietermijn, in afwezigheid van een verzet of een voorziening, wordt kennis ervan gegeven aan de voorzitter van de Nationale Raad, alsook aan de Provinciale Raad op de lijst van dewelke de apotheker is ingeschreven.

§ 4. Indien de Raad van Beroep het eerherstel weigert op het einde van de in § 3 voorziene procedure kan de apotheker een nieuw verzoek indienen na verloop van een termijn van 2 jaar nadat de afwijzingsbeslissing in kracht van gewijsde is getreden.

Art. 85 – Als de omstandigheden het wettigen, kan de apotheker die werd geschrapt het in artikel 84 voorziene verzoek tot eerherstel indienen ten vroegste 10 jaar nadat de beslissing die de sanctie uitspreekt in kracht van gewijsde is getreden.

Het verzoek wordt onderzocht en beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van § 3 van het artikel 84.

Indien het eerherstel is gegeven, kan de apotheker zijn herinschrijving op de lijst van de Orde der Apothekers vragen overeenkomstig het Hoofdstuk V van het Koninklijk besluit van 29 mei 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der apothekers.

III. Gevolgen van de uitwissing en het eerherstel

Art. 86 – De apotheker die van een uitwissing of een eerherstel heeft genoten ziet de gevolgen van de betrokken tuchtsanctie(s) beëindigd vanaf de datum van de uitwissing of van de beslissing tot eerherstel. Dus als hij een andere sanctie had opgelopen dan een waarschuwing:

  • Is hij weer verkiesbaar binnen de organen van de Orde der Apothekers krachtens de artikels 8, § 1, 12, § 1 en 14, § 1 van het Koninklijk besluit nr. 80 van 10 november 1967 betreffende de Orde der Apothekers, alsook artikel 5, § 1 van het Koninklijk besluit van 18 juli 1969 tot vaststelling van de regels betreffende de verkiezing van de leden van de provinciale raden, de raden van beroep en van de nationale raad van de Orde der apothekers.
  • Mag hij zich weer kandidaat stellen voor de inschrijving op de lijst van de insolventiefunctionarissen apothekers krachtens artikel 88, § 1 van dit Huishoudelijk Reglement.
  • Kan hij weer een positief advies van zijn Provinciale Raad krijgen in het kader van zijn kandidatuur als stagemeester bij een universiteit.

Art. 87 – § 1er. In geval van uitwissing of eerherstel:

  • Geeft de Nationale Raad op verzoek een blanco verklaring van goed zedelijk gedrag en betrouwbaarheid voor de betrokken apotheker af krachtens artikel 15, § 2 van het Koninklijk besluit nr. 80 van 10 november 1967 betreffende de Orde der Apothekers.
  • Mogen de tuchtinstanties geen rekening meer houden met de feiten die aan de basis lagen van de uitgewiste sanctie of van de sanctie die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerherstel in het kader van een nieuwe tuchtprocedure gestart tegen de betrokken apotheker.
  • Mogen de Provinciale Raden hun advies niet meer baseren op een uitgewiste sanctie of op een sanctie die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerherstel in het kader van de kandidatuur van de betrokken apotheker als stagemeester bij een universiteit.

Mogen de Provinciale Raden hun weigering tot inschrijving op hun lijst van een apotheker niet meer baseren op een schrapping waarvoor deze een eerherstel heeft verkregen.

§ 2. De uitwissing of het eerherstel wordt vermeld in het repertorium van tuchtbeslissingen. Een document dat de uitwissing of de rehabilitatiebeslissing bevestigt, wordt opgenomen in het tuchtdossier van de betrokken apotheker en een melding wordt toegevoegd in de kantlijn van de beslissing die de sanctie uitsprak.

De feiten die aan de basis liggen van de veroordeling die aanleiding heeft gegeven tot de uitgewiste sanctie of die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerherstel en de beslissing die deze uitspreekt houden niet op te bestaan door de uitwissing of het eerherstel[3].

In geval van uitwissing worden het tuchtdossier en de beslissing die gelinkt zijn met de uitgewiste sanctie bewaard gedurende 5 jaar vanaf de datum van de uitwissing.

In geval van eerherstel worden het tuchtdossier en de beslissing die gelinkt zijn met de sanctie die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerherstel levenslang bewaard.

Enkel de onderzoeker of de verslaggever van een tuchtinstantie heeft de mogelijkheid om toegang te vragen tot een tuchtdossier en een beslissing die gelinkt zijn met een uitgewiste sanctie of die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerherstel in geval van een nieuwe tuchtprocedure tegen de betrokken apotheker en enkel om de Raad in te lichten over de persoonlijkheid van vervolgde apotheker[4].

IV. Inwerkingtreding

Art. 88 –Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 maart 2023. Het geldt voor de toekomst maar ook voor apothekers die vóór deze datum een tuchtsanctie hebben opgelopen.

[1] Nieuw hoofdstuk ingevoegd door een beslissing van de Nationale Raad van 22 september 2022 (zie het verslag van de zitting van de Nationale Raad van 22 september 2022).

[2] Een beslissing die in kracht van gewijsde is getreden is een beslissing die niet meer vatbaar voor beroep is (ofwel omdat de beroepstermijnen zijn verstreken, ofwel omdat alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput) en die dus kan uitgevoerd worden.

[3] Cass., 23 april 1997, nr. F-19970423-5.

[4] Ibid.

Huishoudelijk reglement

HOOFDSTUK VII

BIOLOGIE

Art. 89 – Wanneer een apotheker op de lijst van de Orde is ingeschreven als bevoegd tot het verrichten van verstrekkingen inzake klinische biologie en het geschil betrekking heeft op deze bijzondere activiteit, zal door de provinciale raad van ambtswege het advies worden ingewonnen van twee apothekers bevoegd op het gebied van klinische biologie en waarvan de naam voorkomt op een lijst samengesteld volgens het bepaalde in artikel 83 van dit reglement.

Art. 90 – Te dien einde vragen de voorzitters van de nationale raad aan de meest representatieve verenigingen van de apothekers die de klinische biologie beoefenen, hun elk jaar een lijst voor te leggen van vijf Franstalige en vijf Nederlandstalige apothekersbiologen, waaruit de provinciale raad dan de apothekers zal kiezen die verzocht zullen worden hun advies te geven. Deze apothekers mogen niet behoren tot de provinciale raad belast met de zaak.

Art. 91 – Deze deskundigen zijn gerechtigd kennis te nemen van het dossier en een schriftelijk advies uit te brengen dat in het dossier zal berusten. Zij mogen de zitting van de provinciale raad bijwonen : zij brengen advies uit, zij mogen niet aanwezig zijn op de beraadslaging en mogen niet deelnemen aan de stemming. Het zal de comparant steeds vrij staan mondeling of schriftelijk te antwoorden op het advies van de deskundigen.

Art. 92 – De raad van beroep mag, vóór het afsluiten van de debatten, het advies vragen van één of meerdere deskundigen, gekozen op de lijst zoals bepaald in artikel 83 van dit reglement, met dien verstande dat deze deskundigen de taal van comparant moeten spreken.

Huishoudelijk Reglement

HOOFDSTUK VIII[1]

INSOLVENTIE

Art. 93 – Inzake insolventie is de Nationale Raad het bevoegde orgaan binnen de Orde der Apothekers krachtens het boek XX van het Wetboek van economisch recht (hierna “WER”) en het koninklijk besluit van 26 april 2018 houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep (hierna “koninklijk besluit van 26 april 2018”).

Hij voldoet aan de verplichtingen opgelegd door deze bepalingen en wordt belast met alle door deze vereiste communicaties vanuit en aan de Orde, volgens de erin voorziene modaliteiten. Voor dit doel wordt een specifiek emailadres gecreëerd (insolve@ordederapothekers.be).

I. Lijst van de insolventiefunctionarissen apothekers

Art. 94 – § 1. Met het doel om de lijst van de apothekers, die door de rechtbank als insolventiefunctionarissen kunnen worden aangeduid, op te stellen en te vernieuwen in overeenstemming met artikel XX.20, § 1, lid 4 van het WER, organiseert de Nationale Raad een oproep tot kandidaten bij de apothekers ingeschreven op de lijst van de Orde wanneer hij het nodig acht.

De Nationale Raad bepaalt de beste manier om de oproep tot kandidaten te verspreiden in functie van de behoeften. In voorkomend geval organiseert hij infosessies.

§ 2. Spontane kandidaturen die buiten enige oproep tot kandidaten worden ingediend, worden ook in aanmerking genomen.

Art. 95 – § 1. Mogen zich kandidaat stellen voor inschrijving op de lijst van insolventiefunctionarissen de apothekers die aan de volgende voorwaarden voldoen (cf. art. XX.20, § 1, al. 2-3 en XX.123, WER):

  • Bekwaamheid en ervaring
    • Op de lijst van de Orde der Apothekers ingeschreven zijn (gepensioneerden inbegrepen);
    • Over enige ervaring in de sector beschikken;
    • Goede kennis hebben van de deontologie en de regelgeving van toepassing op apothekers;
    • Geen tuchtsanctie hoger dan een waarschuwing hebben opgelopen.
  • Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
    • Momenteel geen mandaat in een Provinciale Raad of in de Raad van Beroep uitoefenen;
    • Geen functie vervullen met betrekking tot het verrichten van transacties gelinkt met apotheken (zoals experten geaccrediteerd door het FAGG in het kader van de overdracht der apotheken).
  • Specifieke beroepsaansprakelijkheidsverzekering
  • Opleiding met betrekking tot de basisbeginselen van het insolventierecht (gratis georganiseerd voor de kandidaten)

§ 2. De kandidaturen worden ingediend bij het secretariaat van de Nationale Raad door middel van een ad hoc formulier.

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 april 2018, specifiëren de kandidaturen het type van opdrachten waarvoor men zich kandidaat stelt, het/de rechtsgebied(en) waarin men zijn taak wenst uit te oefenen en de taal/talen van de dossiers waarin men wenst op te treden.

§ 3. Het formulier als bedoeld in § 2 wordt ter beschikking gesteld op de website van de Orde der Apothekers en binnen elke Provinciale Raad.

Art. 96 – § 1. De Nationale Raad spreekt zich uit over de kandidaturen tot inschrijving op de lijst van insolventiefunctionarissen tijdens de zitting die de indieningsdatum volgt voor zover mogelijk. De Raad beoordeelt de kandidaturen geval per geval op basis van het formulier neergelegd door de kandidaat en alle informatie die hij nuttig zou vinden.

§ 2. De Nationale Raad geeft kennis van zijn gemotiveerde beslissing aan de betrokken kandidaat.

In geval van een beslissing van inschrijving op de lijst van de insolventiefunctionarissen wordt de lijst van de specifieke deontologische regels van toepassing op deze insolventiefunctionarissen apothekers bij de kennisgeving gevoegd.

Art. 97 – § 1. De Nationale Raad houdt de lijst van de insolventiefunctionarissen apothekers up-to-date en maakt de lijst beschikbaar voor de bevoegde instanties in overeenstemming met de modaliteiten voorzien in het koninklijk besluit van 26 april 2018.

§ 2. De kandidaten die op de lijst worden toegelaten, blijven ingeschreven totdat ze de Nationale Raad informeren dat ze wensen te worden uitgeschreven of dat ze niet meer aan de vereiste voorwaarden voldoen.

De Nationale Raad mag ook beslissen om een insolventiefunctionaris apotheker uit de lijst te halen indien hij vaststelt dat hij/zij niet meer aan de vereiste voorwaarden voldoet. Deze gemotiveerde beslissing wordt zo vlug mogelijk aan de betrokken apotheker ter kennis gebracht.

II. Verzoeken tot advies gericht aan de Nationale Raad

Art. 98 – Het advies dat aan de Nationale Raad door de rechtbank, de gedelegeerd rechter of de rechter-commissaris kan gevraagd worden in geval van twijfel betreffende de verenigbaarheid van een bepaling van het boek XX van het WER met een verplichting volgend uit het wettelijk statuut van de apothekers krachtens artikel XX.1, § 3 van hetzelfde Wetboek wordt voorbereid door de directeurs en de juristen.

Het voorstel van advies wordt zo spoedig mogelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de Voorzitter – of, bij diens ontstentenis, aan zijn plaatsvervanger – en de Magistraat-assessor – of, bij diens ontstentenis, zijn plaatsvervanger. Deze procedure kan elektronisch gebeuren of op elke andere manier die de naleving van de termijn van acht kalenderdagen, die in artikel XX.1, § 3 van het WER voor het overmaken van het advies werd voorzien, waarborgt.

Art. 99 – Wanneer, door toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 26 april 2018, de rechtbank inlichtingen vraagt over het feit of de schuldenaar kan worden beschouwd als beoefenaar van een vrij beroep, geeft de Nationale Raad, via zijn secretariaat, de gegevens in zijn bezit betreffende de inschrijving van deze schuldenaar op de lijst van de Orde der Apothekers.

Overeenkomstig met het beroepsgeheim waardoor hij in tuchtzaken gebonden is krachtens artikel 30 van het koninklijk besluit nr. 80 van 10 november 1967 betreffende de Orde der Apothekers deelt hij de tuchtsancties die eventueel door de schuldenaar werden opgelopen niet mee.

Art. 100 – § 1. Om de vraag van de rechtbank op basis van artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 26 april 2018 naar de meest geschikte insolventiefunctionaris in een bepaald dossier te kunnen beantwoorden, doet de Nationale Raad, via zijn directeurs, alle raadplegingen die hij in voorkomend geval nodig acht.

§ 2. Wanneer geen enkele insolventiefunctionaris ingeschreven op de lijst opgesteld overeenkomstig de artikelen 94 tot 97 van dit reglement beschikbaar is en de rechtbank naar voorstellen van kandidaat(aten) voor een lopend dossier vraagt in overeenstemming met artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit van 26 april 2018, gebruikt de Nationale Raad, via zijn directeurs, alle mogelijke kanalen om één of meerdere geschikte kandidaat(aten) aan de rechtbank voor te stellen binnen de door hem bepaalde termijn. In voorkomend geval, vraagt hij het aan zijn eigen leden of hun plaatsvervangers.

III. Kennisgevingen gericht aan de Nationale Raad

Art. 101 – De kennisgevingen, die overeenkomstig de bepalingen van boek XX van het WER aan de Nationale Raad moeten worden gedaan met betrekking tot insolventieprocedures waarin de schuldenaar apotheker is, worden elektronisch in een register op de zetel van de Nationale Raad opgenomen.

De betrokken apotheker bevoegde Provinciale Raad wordt op de hoogte gebracht van het begin van de procedure ter informatie.

Art. 102 – Wanneer de Nationale Raad door de rechter verslaggever wordt verwittigd van een plaatsopneming op de maatschappelijke zetel of het centrum van de voornaamste belangen van een apotheker op basis van artikel van XX.25, § 3, van het WER, geeft hij mandaat aan een lid van de voor de betrokken apotheker bevoegde Provinciale Raad om de plaatsopneming bij te wonen en de naleving van de deontologie en het beroepsgeheim bij die gelegenheid te verzekeren.

In geval van een plaatsopneming beslist op basis van artikel XX.133 van het WER in het kader van een faillissement, wordt de naleving van de deontologie en het beroepsgeheim verzekerd door de apotheker die als mede-insolventiefunctionaris (hier co-curator) door de rechtbank werd aangeduid. Bij gebrek aan aanduiding van een co-curator is lid 1 van dit artikel van toepassing.

[1] Nieuw hoofdstuk ingevoegd door een beslissing van de Nationale Raad van 26 april 2018 (zie de verslagen van de zittingen van de Nationale Raad van 26 april 2018 et van 27 september 2018).