De Covid-19 tests en de apotheker
Al van bij het begin van de Covid-19 gezondheidscrisis wordt gezocht naar een effectieve strategie voor het testen van de bevolking. In het kader van deze strategie geeft het gebruik van de sneltests en zelftests aanleiding tot veel discussies. De rol van de apotheker in deze context wordt fel besproken [1].
De standpunten en de teksten die daarover door de overheid worden aangenomen, evolueren snel wat onzekerheid op het terrein veroorzaakt. De Nationale Raad wenst dus de leden van de Orde der Apothekers te informeren over de laatste stand van zaken.
ZELFTESTS
Zelftests zijn tests die door de patiënt zelf thuis worden uitgevoerd [2]. De verkoop van zelftests bestemd voor de detectie van de antistoffen tegen het coronavirus SARS-CoV-2 [3] is niet meer verboden sinds 19 september 2020 [4]. Een meer precieze regelgeving betreffende hun terbeschikkingstelling aan eindgebruikers en consumenten wordt echter verwacht [5].
In afwachting van deze regelgeving vraagt de Nationale Raad aan de apothekers om voorzichtig te zijn en wenst hen te herinneren aan zijn advies van 2016 betreffende zelftests, dat nog steeds van toepassing is.
SNELTESTS
Sneltests worden vanaf nu gedefinieerd door de wetgever als “kwalitatieve of semi-kwantitatieve antigeentests die voor een enkel specimen afzonderlijk of in een kleine reeks worden gebruikt, niet-geautomatiseerde procedures omvatten en ontworpen zijn om een snel resultaat te verschaffen, met uitzondering van zelftests” [6].
Sinds 25 december 2020 is het distributiecircuit van deze tests gesloten en beperkt tot de personen die betrokken zijn bij de nationale teststrategie (triage- en afnamecentra, erkende klinische laboratoria, erkende ziekenhuizen, erkende artsen) [7]. Publiek opengestelde apotheken worden dus uitgesloten van dit distributiecircuit en kunnen niet meer worden beleverd met deze sneltests.
De uitvoeringsvoorwaarden van deze tests werden ook verduidelijkt [8]. Eén van deze voorwaarden vereist dat de staalafname gebeurt door “personen die daartoe wettelijk bevoegd zijn”.
Sinds 13 november 2020 en tot 1 januari 2022 [9] mogen de apothekers staalafnames en collectie van secreties en excreties, alsook bloedafnames via capillaire punctie in het kader van mogelijke Covid-19-besmettingen voorbereiden, uitvoeren, behandelen, opslaan en doorsturen. De volgende voorwaarden moeten voldaan zijn: de handelingen worden toevertrouwd door een arts; de apothekers kunnen bewijzen dat zij een specifieke door een arts gegeven opleiding hebben gevolgd [10].
De Nationale Raad van de Orde der Apothekers verdedigt en moedigt al lang de bijzondere rol van de apotheker aan in de verstrekking van kwaliteitsvolle zorg in de eerste lijn ter bevordering van de volksgezondheid en in het belang van de patiënt. Hij ondersteunt dus alle initiatieven die in deze richting gaan.
Enkele belangrijke principes moeten echter onderstreept worden in deze context:
- De apotheker blijft vrij om te beslissen om de handelingen die de uitoefening van de artsenijbereidkunde overstijgen al dan niet uit te voeren.
- De apotheker moet opgeleid worden. Dit moet officieel gecertifieerd worden.
- De apotheker moet erover waken om naar behoren verzekerd te zijn (Code van farmaceutische plichtenleer, art. 24) in het kader van de coronavirus-pandemie.
- De apotheker moet samenwerken met de overheid en haar richtlijnen volgen (Code van farmaceutische plichtenleer, art. 4 en 16).
- De wet opent tijdelijke mogelijkheden voor de apotheker maar er blijven beperkingen die moeten nageleefd worden.
[1] Nog recent in het gemeenschappelijk advies van 19 januari 2021 van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België en de Académie royal de médecine de Belgique over de rol van de apotheker in de COVID-19-testingstrategie en bij uitbreiding in de preventie en bestrijding van toekomstige infectieziekten en epidemieën.
[2] Overeenkomstig de definitie van art. 2, 5) van de Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en art. 1, § 2, 6° van het K.B. van 14 november 2011 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek. De zelftest wordt ook door de volgende termen aangeduid: “hulpmiddel voor zelftesten”, “PST” voor “patient self-testing”, “selftest”, “device for self-testing”.
[3] Deze zelftests worden gedefinieerd als “kwalitatieve of semi-kwantitatieve antigeentests die voor een enkel specimen afzonderlijk of in een kleine reeks worden gebruikt, niet-geautomatiseerde procedures omvatten en ontworpen zijn om een snel resultaat te verschaffen, bestemd voor zelfdiagnose” (wet van 22 december 2020 houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten en de registratie en verwerking van gegevens betreffende vaccinaties in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie, art. 2, § 2, 3°).
[4] Zie de communicatie van het FAGG hieromtrent.
[5] Wet van 22 december 2020 houdende diverse maatregelen met betrekking tot snelle antigeentesten en de registratie en verwerking van gegevens betreffende vaccinaties in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie, art. 3, § 2.
[6] Bovenvermelde wet van 22 december 2020, art. 2, § 2, 2°.
[7] Bovenvermelde wet van 22 december 2020, art. 3.
[8] Bovenvermelde wet van 22 december 2020, art. 5.
[9] Zie de wet van 4 november 2020 inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie (art. 17-19) en het Koninklijk besluit van 20 juni 2021 tot uitvoering van de artikelen 16, tweede lid, en 19, tweede lid, van de wet van 4 november 2020 (art. 2).
[10] De opleiding omvat ten minste de procedures voor het uitvoeren, de behandeling en de opslag van de staalafnames/collecties, evenals de procedures voor de bescherming van het personeel en de begeleiding van de patiënt.