Zelftests en apothekers

13 dec. 2016
  • Home
  • Zelftests en apothekers

Naar aanleiding van de intrede van zelftests voor HIV-screening in de apotheek eind november 2016, wenst de Nationale Raad van de Orde der Apothekers de aflevering van zelftests in de officina in het algemeen te ondersteunen.

De aflevering van zulke zelfmetings- en zelfdiagnosetoestellen kadert inderdaad helemaal in de Europese evolutie en in de rol die aan de apotheker wordt toegekend inzake volksgezondheid[1] en verstrekking van farmaceutische zorg[2].

De meerwaarde van de apotheker in de aflevering en de opvolging van deze zelftests moet worden onderstreept:

  • De apotheker geniet het vertrouwen van de patiënt en dankzij zijn betrokkenheid met deze laatste, is hij perfect geplaatst om in alle vertrouwelijkheid in te gaan op de vragen naar zelftests en ze te oriënteren afhankelijk van elke persoonlijke situatie[3]. Als de zelftest niet aangewezen is, wordt de patiënt in voorkomend geval doorverwezen naar een andere gezondheidszorgbeoefenaar die de geschikte onderzoeken zal kunnen verrichten.
  • Doordat hij is opgeleid in de aan de zelftests onderliggende technologieën en in het gebruik ervan, verleent de apotheker, die verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de producten die hij aflevert[4], advies en informatie die nuttig zijn om te garanderen dat de patiënt de test correct gebruikt[5].
  • De apotheker verzekert de opvolging na de uitvoering van de zelftest door de patiënt, door hem te begeleiden na de ontdekking van de resultaten, door hem advies te verlenen en door hem door te verwijzen naar de instelling of de gezondheidsbeoefenaar die de resultaten zal kunnen bevestigen en die de aangepaste behandeling zal kunnen bieden.

In dit kader, zorgt de apotheker ervoor geen handeling te verrichten die zou kunnen beschouwd worden als een onwettige uitoefening van de geneeskunde, namelijk een “handeling die tot doel heeft, of wordt voorgesteld tot doel te hebben, bij een menselijk wezen, hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, hetzij het opsporen van ziekten en gebrekkigheden, hetzij het stellen van de diagnose” (art. 3, § 1, al. 2 van de wet van 10 mei 2015, die KB n° 78 heeft gecoördineerd). In het kader van de actuele hervorming van KB n° 78, pleit de Orde van apothekers voor het herdefiniëren van het begrip onwettige uitoefening van de geneeskunde om de rol van de apotheker wat preventie betreft te versterken, onder andere bij de aflevering en de opvolging van zelftests.

[1] Volgens artikel 16 van de Code van farmaceutische plichtenleer, de apotheker “verleent zoveel mogelijk zijn medewerking aan activiteiten die de volksgezondheid dienen”.

[2] De Gids voor de goede officinale farmaceutische praktijken, die een bijlage van het Koninklijk besluit van 21 januari 2009 vormt, definieert de farmaceutische zorg als zijn de “alle handelingen die de apotheker stelt, alsook alle diensten die hij aan een patiënt verleent, met als doel zijn levenskwaliteit te verbeteren door het behalen van farmacotherapeutische doelstellingen op preventief, curatief of palliatief vlak” (zie punt 7).

[3] Zie o.a. de artikelen 8, 19 en 20 van de Code van farmaceutische plichtenleer. Zie ook punt 7.1, II, van de Gids voor de goede officinale farmaceutische praktijken (“De apotheker helpt de patiënt om de juiste beslissing te nemen aangaande het goede gebruik van de producten die hij verstrekt”).

[4] Zie o.a. artikel 4 van het Koninklijk besluit van 21 januari 2009 en artikel 38 van de Code van farmaceutische plichtenleer.

[5] Zie o.a. punt 7.1, III, van de Gids voor de goede officinale farmaceutische praktijken (“De aflevering van geneesmiddelen en andere gezondheids- en verzorgingsproducten gaat gepaard met informatie en gericht advies opdat ze op rationele wijze gebruikt zouden worden”).