Het doel en de opdrachten van de Orde der Apothekers
De Orde der Apothekers werd opgericht in 1949 onder andere om de commercialisering van het beroep tegen te gaan.[1]
De Orde wordt nu voornamelijk geregeld door het Koninklijk Besluit nr. 80 van 10 november 1967 betreffende de Orde der apothekers[2] en door het Koninklijk Besluit van 29 mei 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der apothekers, die niet van de doelstellingen van de wetgever van 1949 zijn afgeweken.[3[ De Orde is een publiekrechtelijke instelling die rechtspersoonlijkheid geniet.[4] Zijn juridische bevoegdheid wordt beperkt tot de realisatie van zijn doel.[5]
Geen enkele bepaling van bovenvermelde Koninklijke besluiten verwoordt op een duidelijke en volledige manier het doel van de Orde. Het is de gecombineerde lezing van verschillende bepalingen en van de Parlementaire stukken, alsook de analyse van de bevoegdheden van de organen van de Orde die toelaten het doel te begrijpen dat de wetgever hem heeft toegekend. De Orde der Apothekers wordt dus bekleed met een opdracht van algemeen/publiek belang ter bescherming van de volksgezondheid: hij schept de maatschappelijke en zedelijke voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het vertrouwen van de patiënt en van de maatschappij tegenover het beroep.[6]
Om zijn opdracht te vervullen, krijgt de Orde der Apothekers een reglementaire bevoegdheid (opstellen van een deontologische Code), een rechterlijke tuchtbevoegdheid (vervolgen van deontologische inbreuken) en een administratieve bevoegdheid (beslissen over de toelating van de leden en het opmaken van de lijst). Deze bevoegdheden zijn verdeeld tussen de organen van de Orde – Provinciale Raden, Raden van Beroep en Nationale Raad – door de verschillende taken die aan hen voorbehouden worden.
Gezien de Orde een publiekrechtelijke instelling is, moeten deze taken worden uitgevoerd volgens het principe van de continuïteit van de openbare diensten.[7] Om die reden wordt de verkiezing van plaatsvervangende leden binnen ieder orgaan georganiseerd8 of wordt voorzien dat de ontslagnemende leden in dienst blijven tot dat in hun vervanging is voorzien.[9]
Provinciale Raden
De Provinciale rRaden zijn belast met de taken die in artikel 6 van het Koninklijk besluit nr. 80 zijn beschreven, d.w.z. voornamelijk:
- Waken over het naleven van de regelen van de farmaceutische plichtenleer en over de handhaving van de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid van de leden van de Orde en desgevallend, in het kader van een tuchtprocedure, tuchtsancties treffen.
De provinciale raden kunnen ook op eigen initiatief of op verzoek van de leden adviezen verstrekken over vragen van de farmaceutische plichtenleer die geen oplossing in de Code krijgen, voor zover ze vooraf door de nationale raad goedgekeurd werden. - De lijst van de Orde opmaken en beheren.
- In laatste aanleg beslissen over geschillen betreffende de honoraria en gevolg geven aan elk verzoek om advies daarover vanwege de hoven en rechtbanken.
Raden van beroep
De Raden van beroep nemen voornamelijk kennis van het hoger beroep tegen de beslissingen die zijn genomen door de provinciale raden, naast hun bevoegdheid om in eerste en in laatste aanleg uitspraak doen in bepaalde limitatief opgesomde gevallen.[10]
Nationale Raad
De Nationale rRaad heeft tot taak de algemene beginselen en de regels die de Code van farmaceutische plichtenleer vormen vast te stellen en deze aan te vullen of nader te omschrijven op basis van de rechtspraak van de provinciale raden en de raden van beroep, van dewelke hij een repertorium van de beslissingen bijhoudt.[11]
Bovendien[12],
- Kan de Nationale Raad op eigen initiatief of op aanvraag van de openbare overheid, van openbare instellingen of van beroepsverenigingen van apothekers, gemotiveerd advies geven over algemene vragen, over beginselvraagstukken of over regelen van farmaceutische plichtenleer.
- Bepaalt en int hij de bijdragen, nodig voor de werking van de Orde.
- Treft hij alle nodige maatregelen voor de verwezenlijking van het doel van de Orde, d.w.z. voor de uitvoering van zijn opdracht van algemeen belang ter bescherming van de volksgezondheid.
Elke taak die een orgaan van de Orde der Apothekers buiten dit kader zou uitvoeren zou een bevoegdheidsovertreding zijn. De organen van de Orde moeten er zich steeds opnieuw bewust van zijn dat hun bevoegdheden zeer beperkt zijn.[13]
In het bijzonder, kunnen ze niet de materiële belangen van de leden van het beroep verdedigen, want dat is een opdracht die aan de beroepsverenigingen blijft toevertrouwd.[14] Deze beroepsverenigingen zijn uitsluitend opgericht voor de studie, de bescherming en de ontwikkeling van de beroepsbelangen van hun leden.[15]
In de uitoefening van hun opdracht, moeten de organen van de Orde ook handelen in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.
De link en de communicatie tussen de organen van de Orde der Apothekers worden gewaarborgd als volgt:
- Elke provinciale raad verkiest uit zijn midden of erbuiten, een gewoon lid en een plaatsvervangend lid van de nationale raad.[16]
- Het gewoon lid van de nationale raad, of bij ontstentenis zijn plaatsvervanger, verkozen door de provinciale raad buiten zijn midden, neemt van ambtswege met raadgevende stem deel aan de zittingen van de provinciale raad.[17]
- Een lid van de nationale raad dat daartoe is afgevaardigd woont van rechtswege de zittingen bij van elke raad van beroep.[18]
[1] Wetsvoorstel tot instelling van de Orde der Apothekers, Verslag, Parl. St., Kamer, 1947-1948, nr. 220, p. 3.
[2] Een genummerd Koninklijk besluit is een besluit dat krachtens een wet van bijzondere machten, die aan de Koning de macht toekent om de bestaande wetgeving in te trekken, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen, geadopteerd wordt. Zo’n besluit staat dus boven een gewoon besluit en kan niet door een gewoon besluit maar moet door een wet gewijzigd worden. Zie daarover bv. M. UYTTENDAELE, Trente leçons de droit constitutionnel, Précis de la Faculté de droit et de criminologie de l’ULB, Brussel-Limal, Bruylant-Anthemis, 2014, pp. 521-523 en de geciteerde referenties.
[3] A. DIERICKX en A. LUST, “De Orde der Apothekers”, in T. VANSWEEVELT en F. DEWALLENS (eds.), Handboek Gezondheidsrecht. Volume 1 – Zorgverleners: statuut en aansprakelijkheid, Antwerpen, Intersentia, 2014, p. 599, n° 1390.
[4] K.B. nr. 80 van 10 november 1967 betreffende de Orde der apothekers (hierna “K.B. nr. 80”), art. 1.
[5] C. LOUVEAUX, “Ordres et instituts professionnels”, in Répertoire pratique du droit belge, Complement VI, Brussel, Bruylant, 1983, p. 543, nr. 26.
[6] Wetsvoorstel tot instelling van de Orde der Apothekers, Verslag, Parl. St., Kamer, 1947-1948, nr. 220, pp. 1-2 et 3. Zie ook A. DIERICKX en A. LUST, op. cit., p. 599, nr. 1390 ; J. HANOT en R. JANS, “Le droit disciplinaire des pharmaciens”, in P. CORVILAIN (coord.), Le droit disciplinaire des ordres professionnels, CUP, vol. 74, Brussel, Larcier, 2004, p. 128.
[7] C. LOUVEAUX, op. cit., p. 543, nr. 25. In dezelfde zin, over de toepasselijkheid van beginselen van behoorlijk bestuur, zie ook R. VAN GOETHEM, “De Orde van Geneesheren”, in T. VANSWEEVELT en F. DEWALLENS (eds.), Handboek Gezondheidsrecht. Volume I – Zorgverleners : statuut en aansprakelijkheid, Antwerpen, Intersentia, 2014, p. 537, nr. 1275.
[8] De gevallen van vervanging van leden door plaatsvervangers zijn in artikel 19 van het Koninklijk Besluit van 29 mei 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der apothekers voorzien.
[9] K.B. nr. 80, art. 29.
[10] K.B. nr. 80, art. 13. De limitatief opgesomde gevallen zijn de regelmatigheid van de verkiezingen, de gevallen van vervallenverklaring van een lid van de Orde en de gevallen waarin een provinciale raad binnen de vastgestelde termijn over een naar hem verwezen zaak niet heeft beslist.
[11] K.B. nr. 80, art. 15, § 1 et § 2, 1°. Art. 15, § 1 beschrijft thema’s die door de regels van de Code moeten behandeld worden: continuïteit van de zorg, de wachtdiensten, het beroepsgeheim, onverenigbaarheden, niet-handelskarakter van het beroep...
[12] Zie K.B. nr. 80, art. 15, § 2.
[13] A. DIERICKX en A. LUST, op. cit., p. 605, nr. 1400.
[14] In dezelfde zin, zie het Wetsvoorstel tot instelling van de Orde der Apothekers, Verslag, Parl. St., Kamer, 1947-1948, nr. 220, p. 1. Zie ook I. ADENOT, “Pourquoi une institution ordinale ?”, p. 6; A. DIERICKX en A. LUST, ibid., p. 599, nr. 1390; C. LOUVEAUX, op. cit., p. 539, nr. 5.
[15] Wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen, art. 2, al. 1.
[16] K.B. nr. 80, art. 14, § 1, al. 2, 1°.
[17] K.B. nr. 80, art. 7, § 2.
[18] K.B. nr. 80, art. 12, § 3.